In de spotlight: Lukas Schenkels

Vurich is geen doorsnee-kantoor en er werken dan ook niet-alledaagse mensen. In deze serie laten we medewerkers aan het woord over hun baan en hun professionele drijfveren. In de spotlight: Lukas Schenkels, paralegal en coördinator in opleiding.

“Op dit moment werk ik drie dagen per week bij Vurich, omdat ik daarnaast nog bezig ben met de afronding van mijn master Burgerlijk Recht aan de Radboud Universiteit. Het plan is om na mijn afstudeeronderzoek fulltime hier aan de slag te gaan. Ik ken de deurwaarderswereld vrij goed vanuit mijn stage bij deurwaarder Groenendaal & Van Krijl en mijn eerder dienstverband bij Deurwaarderskantoor Curaçao. Tijdens mijn stagetijd was Sjef van der Putten mijn begeleider. We zijn daarna in contact gebleven en hebben tijdens en na een gezamenlijke reis in Colombia ook geregeld gesproken over zijn droom om Vurich op te richten. Die droom heb ik gerealiseerd zien worden en nu hebben we de handen ineengeslagen en zijn we een samenwerking voor langere tijd aangegaan.”

“Vanaf mijn kindertijd heb ik altijd advocaat willen worden en dat zou misschien ook meer voor de hand liggen dan werken bij een deurwaarder. Vurich kwam echter op mijn pad en omdat dit zo’n bijzonder kantoor met zulke interessante zaken is heb ik ervoor gekozen om mijzelf hier verder te ontplooien. Het werk is namelijk enorm afwisselend én de lat ligt erg hoog. Deze ambitie, in combinatie met het dienstverlenende karakter, maakt dat Vurich goed bij mij past en ik mezelf hier professioneel breed kan ontwikkelen. Ik kan en mag hier in verschillende functies werken. Op dit moment doe ik voorbereidende juridische werkzaamheden, behandel ik executiedossiers, pas ik dagvaardingen aan en houd ik me in toenemende mate bezig acquisitie – waarbij het natuurlijk handig is als je weet hoe advocaten in de race zitten. Heel tof vind ik het dat ik ook word opgeleid tot dagcoördinator. Die heeft hier de touwtjes stevig in handen en is vanaf het podium zowel letterlijk als figuurlijk het middelpunt van onze spoedpraktijk. Toegegeven: je moet wel uit het goede hout gesneden zijn om hier te kunnen werken. Het gaat niet zelden om grote belangen, dus je moet weten wat je doet. De combinatie van pure professionaliteit én tot het gaatje gaan, vormt een omgeving die mij aanspreekt. Mijn ambitie is om cum laude af te studeren en daarna samen met Vurich verder te bouwen aan het mooiste nichekantoor van Nederland.”

Lukas Schenkels, paralegal en coördinator in opleiding

Beslaglegging in de Rotterdamse haven

Mooie casus op het gebied van intellectueel eigendomsrecht. Vurich heeft in opdracht van Taylor Wessing voorkomen dat zeven containers met ondeugdelijke zonnepanelen vanuit China de EER in zouden komen.

Wat was de casus?

EXE is een Italiaanse onderneming die zich bezighoudt met de handel in zonnepanelen. Die panelen werden onder meer ingekocht in China bij producent TPL ENERGY. Op het moment dat er meerdere containers zonnepanelen per schip op weg zijn naar de Rotterdamse haven, blijkt uit een steekproef in de TPL-fabriek dat de geleverde zonnepanelen volstrekt niet voldoen aan de kwaliteitseisen die EXE heeft gesteld. Sterker: het installeren van deze panelen zou zelfs tot gevaarlijke situaties kunnen leiden. Het bedrijf bericht zijn Chinese zakenpartner dan ook: “Due to the bad quality of your goods we cancel our orders with immediatily affect”

Was de kous daarmee af?

Nee, want EXE had nu twee uitdagingen. Op de eerste plaats moest voorkomen worden dat deze ondeugdelijke zonnepanelen in de Europese Economische Ruimte (EER) terecht zouden komen. Daarnaast moest worden voorkomen dat TPL de containers terug zou halen en de panelen buiten de Europese markt zou verkopen, aangezien die voorzien waren van het merkteken van EXE en een CE-markering. De advocaat van Taylor Wessing heeft daarop de voorzieningenrechter in Rotterdam op de hoogte gebracht van deze risico’s. Daarop volgde toestemming om de containers te blokkeren in de Rotterdamse haven. Die opdracht is aan Vurich verstrekt.

Hoe liep dat af?

Beslaglegging heeft plaatsgevonden in de haven van Rotterdam. Complicerende factor bij zo’n beslag is dat het containerterrein niet toegankelijk is en de deurwaarder de betreffende containers dus niet fysiek kan zien. De containers zijn door Vurich echter gelokaliseerd, in beslag genomen en veilig in gerechtelijke bewaring gegeven. Nadat het beslag is gelegd zijn partijen met elkaar in onderhandeling getreden. TPL heeft een kort geding aanhangig gemaakt. Haar vorderingen om het beslag nietig te verklaren, op te heffen en een verbod te geven op toekomstige beslagleggingen werden afgewezen. Het oordeel van de rechter luidde:

“Zolang TPL de EXE-merken niet heeft verwijderd en/of geen zekerheid biedt dat de merken voorafgaand aan de verhandeling worden verwijderd, kan het leggen en handhaven van het beslag niet als onnodig of als onrechtmatig worden beschouwd. De voorzieningenrechter merkt hierbij op dat het ongelukkig is indien contractspartijen elkaar betichten van merkinbreuk waarbij het, zoals hier, zaken betreft die in opdracht van de merkhouder zijn geproduceerd. In dat geval is het geschil immers meer een contractueel geschil dan een klassieke merkinbreuk. Aangezien aannemelijk is dat TPL heeft geprobeerd zonder toestemming van EXE zonnepanelen te verkopen aan een derde, is het geschil hier van kleur verschoten. Het inroepen van het merkenrecht is in dit geval daarom niet als oneigenlijk te beschouwen.”

Omdat de bewaarkosten hoog oplopen geeft de voorzieningenrechter partijen in overweging een regeling te treffen waarbij de beslagen zonnepanelen worden ontdaan van de EXE-merken en vervolgens verhandeld, waarbij de verkoopopbrengst kan worden aangewend om de beslagkosten te betalen. Hiermee kan de eis in de hoofdzaak worden afgewend, waarna partijen – desgewenst – verder kunnen procederen over de rechtsgeldigheid van de ontbinding. Zoals ter zitting besproken, is het in ieder geval in het belang van beide partijen dat zij (alsnog) een regeling treffen over verplaatsing van de zonnepanelen naar een goedkopere beslaglocatie.

Bron: Rechtbank Rotterdam (Vrz) 9 juni 2020 ECLI:NL:RBROT:2020:6776

Title